Natuurtekening van een landgoed

Gepubliceerd op 14 maart 2020 om 20:11

Hoe een tekening van een landschapsdeva tot stand is gekomen.

Tekening gemaakt op de Buitenplaats Leyduin.

Deze tekening is intuïtief in de zomer van 2015 (22-7) op de buitenplaats Leyduin gemaakt. Ik werd duidelijk aangespoord om daar te gaan tekenen. De eerste keer, ongeveer een jaar eerder, wandelde ik er met mijn vriendin, voelde ik heel sterk de ingeving dat ik op een bepaalde plek een keer moest gaan tekenen. Op een plek waar een picknicktafel stond.

Op een zeer warme zomerse dag werd ik sterk aangetrokken om naar Leyduin te gaan. Alleen. Maar op de parkeerplaats aangekomen wist ik niet meer naar welke richting ik moest lopen. Ik kom namelijk zelden op Leyduin omdat ik te ver weg woon.

Ik stond dus op de parkeerplaats met een gevoel van wat nu, hoe nu verder. En ineens zie ik verderop het pad een bosfaun staan!  Hij wees welke richting ik uit moest lopen. Elke keer gaf hij aan welke kant ik op moest lopen. Hij heeft mij binnen 5 minuten naar de juiste plek geleid. Hij leidde me precies naar de plek, waar we indertijd samen wandelden. Het is onbekend gebied voor mij en dan is het toch wel zo prettig als iemand de weg wijst.

Tijdens het tekenen van de landschapsdeva kreeg ik het gevoel dat deze mannelijke energie, deze persoonlijkheid, al lang sterk verbonden was met het stuk grond. En hier ooit ook gewoond heeft. Geen landschapsdeva dus, maar een duidelijk menselijke energie. Het voelde voor hem bevrijdend, om getekend te worden. Mede omdat de energieën van de plek, dat deel van het landgoed, tegelijkertijd geschoond werden tijdens het tekenen.  Dat was hard nodig omdat er nogal zware oude energie in de grond verankerd zaten. Het was heel warm en het waaide behoorlijk hard die dag.

In december 2015 kwam ik onderstaande foto van een schilderij tegen. Door een ingeving om de naam van het landgoed op te zoeken om de tekening goed te kunnen archiveren ben ik gaan googlen. En natuurlijk hopende ook nog wat extra info over de eigenaren te vinden. Ik kwam een afbeelding van dit schilderij tegen en tot mijn verbazing voelde hij precies aan zoals de getekende man. En de gelijkenis was ook redelijk kloppend. Op de tekening is hij een eenheid met het landschap. Geheel verweven met de gehele natuur, maar uiteraard ook nog een individuele ziel.

Ik heb een andere vriendin, ook een helderziende, ter extra controle gevraagd of de getekende man, dezelfde persoon zou kunnen zijn als op het schilderij. Zonder verder een naam of andere informatie te geven, anders dan dat ik daar ben gaan tekenen. Ze kreeg de bevestiging dat het dezelfde persoon is:

Het is de persoon
Die waakt over de plaats en zeker over de omgeving
Heel nauw betrokken
Hij waakt nu dat de natuur daar behouden blijft

Het blijkt dus dat deze man tijdens zijn leven diep verbonden was met zijn landgoed. Hij heeft er onderstaand gedichten over heeft geschreven.

Aan de bomen van het Manpad

    Manpads geboomte vol met vogels: eiken, linden,
          en beuken, welkome beschutting voor de zon,
    ik mag U steunend op mijn stokje wedervinden,
          ik die als kleuter kroop over dit groen gazon.

5  Hoe zoet Uw aanblik in welk jaargetij ook immer,
          hoe komt ontelbaar goeds mij alsmaar voor de geest;
    ge waart getuige van al wat ik mij herinner,
          ge zijt de hele tijd standvastig hier geweest;
    of wij de standplaats van een heilig woud betreden,

10      zo zij die buitenplaats steeds heilig, mij zijn heer.
    Mijn moeder leidde hier vol zorg mijn eerste schreden,
          hier dribbelde ik graag met vader heen en weer.
    Hier plukten zus en ik de bloemen in de morgen,
          het huis werd daarmee dan door moeder opgefleurd.
    Hier moesten wij, jij broer en ik, geduldig zorgen

15      dat ’t kleinste zusje niets verdrietelijks gebeurt,
    wanneer we bokjes voor de bokkewagen spanden,
          en jij de leidsman was langs lanen door de tuin.
    En net zo trouw heb jij met mij, je broer, weilanden

20      en bossen, ’t struikgewas en duinen doorgestruind,
    of we nu allebei van jagers hartstocht blaakten
          of dat ons meer beviel ’t fortuinlijk vinkentouw.
    Mijn lieveling liet mij hier zaligheden smaken,
          ze schonk me in mijn jeugd haar echtelijke trouw.

25  Mijn eerste levenshelft zag zoveel goede vrinden
          behagen scheppen in het Manpad, net als ik,
    en zag ons samen in Uw schaduw, beuken, linden,
          genieten van de rust van ’t dierbaar ogenblik;
    van hen ben ik alleen, helaas, overgebleven,

30      ik koester vroom die vreugd in mijn herinnering.
    Gij zijt getuigen van de grijsheid van mijn leven,
          die zoveel vreugde schonk bij zoveel dat verging.
    Een kinderschaar omringt me waarvan een gedeelte
          mij ’vader’ noemt, een deel met ’grootvader’ toespreekt;

35  ’t zijn blijken van mijn echt, mijn eerste en mijn tweede,
          er is géén moederzorg die kindren hier ontbreekt:
    jij wilt, mijn liefste vrouw, je liefde op ze richten;
          jou bood mij, weduwnaar, een gulle Amor aan,
    jij houdt ervan het slot mijns levens te verlichten

40      en met gedienstigheid de moede bij te staan.
    Dit zijn toch, linde, beuk, wel duidelijke blijken
          hoe zalig ’t leven is waar ik nu van geniet,
    wanneer ik als de zon schijnt naar U op mag kijken,
          of als de milde maan haar stralen spelend giet.
45  En meer en meer komen herinneringen boven;
          ik denk daarover na in vroom gemediteer,
    wanneer ik dankbaar van de stam en ’t hoge lover
          mijn blik omhoog en naar ’t hemels gesternte keer.
    En als ik daarnaar kijk voel ik mij opgeheven

50      - het aardse is niet meer - naar ’t goddelijke rijk,
    ’k ben in vervoering vol van vreugde over leven,
          waar hier op aarde niets maar enigszins op lijkt.
    Ik klaag dus niet, dat straks mij, oude man, zal blijken
          dat ik niet lang meer mag genieten van mijn park;

55  de tijd komt dat ik zeg: vaarwel, beuken en eiken
          en linden, welkome beschutting voor mijn dak.
    En jij, zolang het lot mij leven laat beneden,
          innig vertrouwde plaats: vaarwel dan, lievelingsoord;
    het wordt dan immers tijd naar mijn familieleden

60      te reizen die voorheen dit huis hebben bewoond.
    Wanneer in ’t hiernamaals ik naast hen ben gezeten
          - als God het geeft dat ik door hen word opgewacht -
    dat deze buitenplaats, door voorouders bezeten,
          bid ik, bewoond zij door veelvuldig nageslacht.

65  Zo zij het, linde eik en beuk, dat onderwijl
          Uw wortels sparen zal de goddeloze bijl.

Ontboezemd op het buiten Het Manpad,
op het vijftiende lustrum van mijn leven
15 juli 1849.


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.